Blijdorp en Bergpolder zijn in de jaren dertig van de twintigste eeuw aangelegd. Beide wijken zijn vernoemd naar de gelijknamige polder. Bergpolder is tussen 1930 en 1935 aangelegd en Blijdorp tussen 1931 en 1940. Beide wijken hebben voor die tijd moderne (middenstands-)woningen in appartementencomplexen. De bouw van Blijdorp werd mogelijk na het dempen van de Rotterdamse Schie. Als een groene ader loopt de Statensingel door Blijdorp, eindigend bij Diergaarde Blijdorp. Tezamen met het Vroesenpark vormt de diergaarde een groen accent in de dichtbebouwde wijk.
Bekijk hier de introductiefilm van Frans Hooykaas.
Zoals bij de meeste Rotterdamse stadsuitbreidingen worden ook de opzet van Blijdorp en Bergpolder bepaald door de aanwezigheid van diverse soorten infrastructuur. De Rotterdamse Schie vormde in het verleden de belangrijkste verbinding over water richting Delft. Hij liep vanaf de Delftse Poort (bij het Hofplein) naar de kruising met de Bergweg (de Heulbrug) en van daar naar het noordwesten richting Overschie, Delft en verder. Deze waterloop heeft een belangrijke rol gespeeld bij het droogmalen van de Blijdorpse polder, aan het eind van de achttiende eeuw. Daarbij werd de toen grootste stoommachine ter wereld gebruikt. Door het graven van het Noorderkanaal kon de oude Schie gedempt worden zodat het gebied beschikbaar kwam voor stadsuitbreiding. Het laatste stuk Schie aan de Schiekade nabij het centrum, werd in de Tweede Wereldoorlog gedempt met puin uit de gebombardeerde binnenstad.
Het Oude Noorden, de Agniesebuurt en het Liskwartier ontwikkelden zich vanaf het eind van de negentiende eeuw langs de Schie en de Bergweg, de verbindingsweg met het dorp Hillegersberg, en langs de Noordsingel en de Bergsingel, onderdeel van het zgn. waterproject van stadsarchitect Rose. De westelijke grens werd gevormd door het in het begin van de twintigste eeuw aangelegde viaduct van de Hofpleinlijn. In dezelfde periode zijn ook de Provenierssingel en de Spoorsingel aangelegd, waarlangs zich benoorden het station de Provenierswijk ontwikkelde. Meer naar het westen vormde de spoorlijn naar Den Haag een barrière tussen de binnenstad en het poldergebied.
Westelijk van het centrum plande de opvolger van Rose, G.J. de Jongh, de Heemraadssingel. Diens opvolger Burgdorffer voltooide het noordelijk deel ervan en maakte een waaiervormige planvoortzetting voor het gebied ten noorden van de spoorlijn (zie oud kaartje). In 1893 was ook de zgn. Ceintuurbaan in een wijde bocht dwars door de Blijdorpse polder aangelegd als verbinding met de spoorlijn in de richting van Gouda. In 1920 maakte de Rotterdamse architect Kromhout voor de gemeente een ambitieus monumentaal plan voor een wijk van 2500 woningen met een driehoekig park als basis. Toen eind jaren twintig het besluit viel de diergaarde te verplaatsen van het centrum naar het westelijk deel van de Blijdorpse polder vervielen de eerdere plannen. De nieuwe stadsarchitect Witteveen maakte in 1926 het nu uitgevoerde plan; het bouwrijp maken gebeurde door ophoging met zand uit de nieuw gegraven delen van de Waalhaven. De eerste bebouwing van het gebied was in 1928 de Nederlandse Nijverheids Tentoonstelling (Nenijto) op het gebied ten noorden van de spoorlijn, waar nu nog een sportveld ligt met dezelfde naam.
Karakteristiek voor het plan is de hoofdstructuur met brede verkeerswegen: de kruisende Statenweg en Stadhoudersweg. De Statenweg loopt noord-zuid en sluit via de verbrede Statentunnel aan op de tunneltraverse. De Stadhoudersweg vormt de entree vanaf de rijksweg Rotterdam-Den Haag (A13) en splitst zich richting Bergselaan en Schiekade. De Noorderhavenkade, die globaal de oude loop van de Schie volgt, vormt de scheiding tussen Blijdorp en Bergpolder. Voorts is de door Blijdorp slingerende Statensingel letterlijk en figuurlijk de voortzetting van het waterproject van Rose.
Het bouwen van woningen was traditioneel het werk van particulieren. De overheid maakte stratenplannen, regelde de nutsvoorzieningen en verkocht grond. Na de Eerste Wereldoorlog, toen er een groot gebrek was ontstaan aan betaalbare arbeiderswoningen, werd de Gemeentelijke Woningdienst opgericht, die grote projecten opzette in Spangen en op zuid. Ook stelde men in uitgegeven gebieden supervisors aan om het straatbeeld ordelijk te houden. Blijdorp en Bergpolder moesten worden ontwikkeld tijdens de economische crisis. De gemeente had geen geld om zelf te bouwen en liet dat over aan de in die periode opkomende woningbouwverenigingen en later aan het bedrijfsleven. Arbeiderswoningbouw kwam in deze wijken maar moeizaam van de grond. Een van de weinige wel gerealiseerde projecten van een woningbouwvereniging is het complex van ‘De Eendracht’ aan de Vroesenlaan van architect J.H. van den Broek. Het enige halfopen bouwblok dat is overgebleven van een veel groter initiatief (zie 2.023). Omdat de financiering niet haalbaar bleek is dit complex trouwens uiteindelijk gerealiseerd met middenstandswoningen. Een ander bekend voorbeeld is de zgn. Bergpolderflat van architect Van Tijen, een van de eerste galerijflats (zie 2.024). Beide projecten kenmerken zich door hun bijzondere plattegronden, constructie en architectuur.
Voor het centrale deel van Blijdorp werden de architecten Van den Broek, Otten en Ten Bosch aangewezen als supervisors. Samen bepaalden zij het straatbeeld. (zie foto). Deze architecten verzorgden ook het Centraal Plan, de vier grote woonblokken op het kruispunt van Stadhoudersweg en Statenweg. Net als vroeger waren de opdrachtgevers weer de zgn. eigenbouwers, aannemers die hun verdiende geld belegden in blokken huurwoningen die zij zelf bouwden. In Blijdorp en Bergpolder werd vooral aan middenstanders verhuurd. De gemeente zag er op toe op dat de bouwblokken als één geheel werden vormgegeven en straatwanden niet pandsgewijs werden ingevuld, zoals voordien de gewoonte was (zie foto Harddraverstraat als voorbeeld van deze overgang). Zo financierden soms kleine beleggers/eigenbouwers maar een paar portieken in één bouwblok en werd dit in dezelfde architectuur afgemaakt door anderen. Deze opdrachtgevers kozen voor de grote ramen, stalen kozijnen en ruime balkons van het Nieuwe Bouwen, maar verder voor een traditioneel bakstenen uiterlijk. En ook voor het vertrouwde gesloten bouwblok – met alle nadelen van dien. En voor de ontsluitingswijze die men gewend was, dan wel het beste te verhuren of te verkopen vond. Zo komt het voor dat binnen één bouwblok woningen voorkomen met alle voordeuren aan de straat, met Haagse portieken en portieketagewoningen. Op de Statensingel zijn daar verschillende voorbeelden van te zien (zie foto’s). Het is opvallend dat er nooit voor een galerijontsluiting werd gekozen.
Langs hoofdstraten bestaan de woonblokken meestal uit een begane grond met vier lagen erboven; langs smallere straten een verdieping lager. Een zeer veel voorkomend woningtype daarbij is een appartement op de begane grond met een eigen voordeur en een tuin, met daarboven woningen op de tweede en de derde verdieping, ontsloten via een Haags portiek. Deze hebben ook nog elk een helft van de vierde verdieping, bereikbaar via een stelsel van ingenieus om elkaar heen lopende, eigen binnentrappen. Ditzelfde type bovenhuizen kwam ook voor bij blokken met één laag meer, soms met een dubbel benedenhuis eronder. Langs de Van Aerssenlaan tegenover de Diergaarde en aan de Bentincklaan tegenover de sportterreinen van de Nenijto was nog plek voor enkele rijtjes eengezinswoningen (zie project 2.038) en een paar villa’s.
De winkels waren geconcentreerd op een paar plaatsen: vooral nabij de kruising Stadhoudersweg/Statenweg, en langs de Bergselaan. Na de Tweede Wereldoorlog kwam daar nog het Bentinckplein bij, een vervolg op de noodwinkels aldaar. Scholen kregen een plek tussen de Nobelstraat en de Sonmansstraat en in de groenstrook van de Noorderhavenkade. Aan de Van Maanenstraat in Bergpolder werd in 1937 binnen een bouwblok een hypermodern Sportfondsenbad met schuifdak en buitenbad gebouwd. Verspreid over de wijk staan op markante punten enkele kerken. Een oud-katholieke kerk en een gereformeerde kerk zijn inmiddels afgebroken. Het Sophia Kinderziekenhuis aan de Gordelweg in Bergpolder verhuisde in 1994 naar nieuwbouw naast Dijkzigt. De gebouwen aan de Gordelweg zijn vervangen door woningen en bedrijfsruimte.
Blijdorp en Bergpolder vormen door de ruime opzet met royale woningen en de goede ligging ten opzichte van spoor, snelweg en centrum nog steeds populaire woonwijken. Hoewel de buurt enigszins vergrijsd raakte, hebben zich hier de laatste decennia weer veel jonge gezinnen gevestigd. Het grootste deel van de woningen is inmiddels verkocht, deels aan particulieren en deels aan corporaties. De wijk is sinds 2010 ook ontsloten met een metrostation. FH