Bouwgeschiedenis: De wijk Prinsenland werd begin jaren negentig gerealiseerd. Voor de tijdelijke opvang van leerlingen (de bij nieuwbouwwijken gebruikelijke babyboom) verlangde de gemeente een duurzame oplossing. Geen noodlokalen, maar zgn. schoolwoningen, een school die later tot woningen zou kunnen worden gebouwd. De corporatie Volkswoningen was bereid dit plan te ontwikkelen samen met architect De Jonge, die elders ervaring had opgedaan met schoolwoningen.
Stedenbouwkundige context: De bouwlocatie werd gevonden in een groenstrook, langs een woonpad. In het bestemmingsplan werd ook woningbouw mogelijk gemaakt. De exploitatie, voor 50 jaar opgezet, gaat ervanuit dat na maximaal 25 jaar, in combinatie met grootonderhoud, het hergebruik (ombouw tot koopwoningen) zal plaatsvinden. Het ontwerp bestaat uit een regelmatig casco van 5,10 m. bij 8,45 m. in twee bouwlagen met plaatselijke dakopbouwen. De school heeft twaalf leslokalen met in de middenbeuken de entreehal, trappen, sanitair en berging. Voor de ombouw naar zes woningen worden de middenbeuken gedeeld en bij een woning gevoegd.
Ontsluiting, woningindeling: De buitenste woningen zijn twee aan twee versprongen waardoor de entree aan de kopkant kon komen met de woonkamer aan de voorgevel en de keuken achter. Op de verdieping is ruimte voor vier slaapkamers en een badkamer; bij de vijfkamerwoning ook een dakkamer. De middenwoningen zijn anderhalve beuk breed met daardoor een mogelijkheid voor kantoor of garage op de begane grond. Boven is ruimte voor vier slaapkamers en een badkamer. Op de verdieping is aan de achterzijde een balkon. Door de verspringingen in het blok ontstaat in de eindfase de indruk van dubbele herenhuizen.
Constructie: De bouw is uitgevoerd in kalkzandsteenblokken; de lokaal/woningscheidende en de buitenmuren als geïsoleerde spouwmuur. De vloeren zijn van beton, de dakopbouw is van hout, de buitengevels zijn van baksteen met houten kozijnen. AvW