Bouwgeschiedenis: Dit project is een bijzonder experiment van de gemeente Rotterdam om goedkope koopwoningen te realiseren voor modale inkomens. Door de hoge rentestand (11-12%) was er stagnatie en werkloosheid in de bouw. Men liet zich o.a. inspireren door buitenlandse voorbeelden in de Verenigde Staten, Canada en Zweden. De gemeente faciliteerde dit project door grond en financiering beschikbaar te stellen aan bewoners die zelf een bijdrage aan de bouw wilden leveren. Zelfbouw zou 25 tot 40% kostenbesparing kunnen opleveren. Gekozen werd voor een bestaand woningontwerp voor eenlaagse patiobungalows voor locaties in Zevenkamp en Beverwaard. De diensten Volkshuisvesting en Grondzaken waren verantwoordelijk voor begeleiding, bemiddeling en coördinatie van de bouw, zonder hoofdaannemer. De potentiële bewoners werden geworven via een oproep in de krant; er meldden zich ca. 200 bewoners voor 28 woningen in Zevenkamp en 36 woningen in Beverwaard. Om de bouwvergunning en subsidieverstrekking veilig te stellen was het voor de bewoners zeer beperkt mogelijk wijzigingen in het ontwerp aan te brengen. Velen hebben dit na oplevering alsnog gedaan, vooral bij de indeling en de afwerking. De standaardwoning heeft vier kamers. Binnen het perceel is de woning efficiënt ingedeeld; alle daglichtgevels liggen rond de patio, er is één raam vanuit de woonkeuken naar de straat. De woonkamer en drie slaapkamers zijn ruim, met een royale badkamer en een aparte wc in de donkere binnenhoek. De woonoppervlakte is circa 80 m2.
Een dergelijk project heeft in Rotterdam nooit meer plaatsgevonden. Pas jaren later zijn er weer verschillende zelfbouwprojecten gerealiseerd, maar dan met een hoofdaannemer en goede begeleiding/directie van de architect. Professionele cascobouw door de aannemer en alleen de inbouw d.m.v. zelfbouw door bewoners in zgn. kluswoningen (zie het voorbeeldprojecte De Dichterlijke Vrijheid in Spangen en bouwen in Collectief Particulier Opdrachtgeverschap in Nieuw-Terbregge). Belangrijkste reden waarom deze werkwijze in Zevenkamp en ook in Beverwaard niet werd gecontinueerd was een groeiend verzet in de bouwwereld en bij de vakbonden wegens valse concurrentie.
Stedenbouwkundige context: Het gekozen woningtype, de patiowoning, vergde aanpassing van het bestemmingsplan. De koppen van het bouwblok werden één laag hoger ter beëindiging van het straatbeeld, wat leidde tot een achttal grotere woningen. De middenstraat (Gooimeer) werd bestemd voor voetgangers. Aanvankelijk waren de patio’s deels open naar de straat; nu zijn die overal afgesloten. De verkavelingswijze is zeer compact; de patiowoningen worden ’rug aan rug’ gebouwd. De perceelmaat is 12,20 x 10,98 m.
Ontsluiting: De toegang tot de woning en de berging liggen in de patio.
Aantal kamers en oppervlakte: De standaardwoningen zijn alle vierkamerwoningen. Binnen het perceel is de woning zeer efficiënt ingedeeld. De woonkamer en drie slaapkamers zijn ruim opgezet en verder zijn er een royale badkamer en een aparte wc in de donkere binnenhoek. De woonoppervlakte is circa 80 m2.
Constructie: Als bouwsysteem is houtskeletbouw gekozen, waarbij veel prefab onderdelen van de timmerfabriek kwamen. De overspanning is vrijdragend waardoor de indeling zou kunnen wijzigen, maar daarvan kon om bovengenoemde reden geen gebruik worden gemaakt. Samen met de onderaannemers hebben bewoners met familie en vrienden al hun vrije tijd, avonden en weekends in het project geïnvesteerd. Een bijzondere prestatie! Door het ontbreken van een goede bouwcoördinatie is ook veel misgegaan en heeft de bouw langer geduurd dan gepland: negen in plaats van zes maanden. Belangrijke oorzaak was de onervarenheid met deze afwijkende werkwijze bij vrijwel alle partijen: gemeente, architect en zeker de bewoners. Men zou verwachten dat er bij zo’n project een vereniging van eigenaren zou zijn, maar die is er nooit gekomen. In de keuze van materialen, kleuren en begroeiing is dit zichtbaar. AvW
___
referenties:
2x tijdschrift Bouw (nr. 1 – 1982, nr. 21 – 1982) door F.W. Boekhorst en het evaluatierapport van OTB Delft, Prof. Ir. H. Priemus, 1989