Onder druk van de arbeidersbeweging en het opkomend socialisme wordt in 1901 de Woningwet aangenomen. Hierdoor worden een w.c., drinkwater, riolering, een rookkanaal voor de kachel en ventilatie verplicht. Het duurt nog jaren voor deze wet effect heeft; in Rotterdam worden tot ver in de jaren dertig nog woningen met alkoven (inpandige kamers) gedoogd. De overheid stelt niet alleen regels voor de woningbouw, maar neemt ook zelf initiatieven. In 1916 wordt de Gemeentelijke Woningdienst opgericht met o.a. J.J.P. Oud als architect. De architecten en stedenbouwkundigen van het Nieuwe Bouwen richten hun aandacht vooral op de functionele plattegronden en goedkope woningbouw. Ze experimenteren met moderne materialen als beton, staal en glas en nieuwe concepten als hoogbouw en strokenbouw. Verlichte ondernemers laten tuindorpen bouwen zoals Heijplaat en Vreewijk. Stadsbouwmeester Witteveen heeft een voorkeur voor monumentale stedenbouw met gesloten bouwblokken.
