Bouwgeschiedenis: De renovatie uit de jaren tachtig bleek minder succesvol. Door gebrekkig onderhoud, met name van de wit geschilderde binnengevels, verloederde het uiterlijk al snel. Ook de keuze voor het samenvoegen tot relatief ruime gezinswoningen zonder adequate isolatie bleek niet ideaal. Een en ander leidde tot de beslissing dit internationaal vermaarde rijksmonument opnieuw aan te pakken, maar nu op een meer restauratieve manier. Daarbij zouden de woningen voor een belangrijk deel in de koopsector aangeboden worden. Ook kreeg het complex een huismeester. Voor de gevels betekende dit het volledig schoonmaken en waar nodig herstellen van het metselwerk, waardoor de oorspronkelijke kleurstelling weer zichtbaar werd. Dit laatste werd ook uitgangspunt voor de kleuren van de kozijnen en ramen: opnieuw uitgevoerd in geschilderd hout in plaats van de aluminium en kunststof ramen van de eerste renovatie. Ook werd besloten de kunststof bloembakken aan de balustrade van de bovenstraat weer te vervangen door betonnen exemplaren. Bovendien werden de tien trappenhuizen weer in gebruik genomen: tijdens de voorafgaande fase waren er door gebrek aan geld slechts drie open. En tenslotte werden er twee nieuwe liften geïnstalleerd, waarmee een essentieel aspect van dit bijzondere complex weer in ere werd hersteld.
De manier van samenvoegen van de eerste renovatie, waarbij grote woningen over drie traveeën ontstonden, is teniet gedaan. De belangrijkste woning beneden is een vierkamerwoning, een samenvoeging van de twee oorspronkelijke appartementen op begane grond en eerste verdieping. Ook op bovenstraatniveau komt dit type voor, met daarbij twee soorten driekamerwoningen: één met twee traveeën op galerijniveau en één erboven (dus met twee voordeuren), en één met een travee op galerijniveau en twee erboven. Daarnaast zijn er enkele kleine tweekamerwoningen die het volume van de oorspronkelijke maisonnette omvatten. Tenslotte zijn er enkele bijzondere typen, vooral op de hoeken, en een aantal ‘herenhuizen’ met vier dubbele traveeën boven elkaar.
Wat het interieur van de woningen betreft is de restauratieve benadering van de structuur leidend geweest. Dit is vooral zichtbaar in de ontsluiting: de doorbrekingen voor trappen ten behoeve van de samenvoeging uit de periode van de jaren tachtig werden ongedaan gemaakt en de nieuwe trappen kwamen zoveel mogelijk op de oorspronkelijke plaats. De woningen werden zowel thermisch als akoestisch grondig geïsoleerd en voorzien van moderne vloerverwarming en CO2-gestuurde ventilatie.
De renovatie uit de jaren tachtig bleek minder succesvol. Door gebrekkig onderhoud, met name aan de wit geschilderde binnengevels, raakte het uiterlijk van het complex snel verloederd. Bovendien was de keuze om relatief ruime gezinswoningen te creëren zonder adequate isolatie niet ideaal. Deze problemen leidden tot de beslissing om dit internationaal vermaarde rijksmonument opnieuw te renoveren, ditmaal op een meer restauratieve manier. Het plan omvatte onder andere het aanbieden van een groot deel van de woningen in de koopsector en de toevoeging van een huismeester.
De restauratie begon met het volledig reinigen en waar nodig herstellen van het metselwerk, zodat de oorspronkelijke kleurstelling van de gevels weer zichtbaar werd. Deze kleurstelling vormde ook de basis voor de herinrichting van de kozijnen en ramen, die opnieuw in geschilderd hout werden uitgevoerd, in plaats van de aluminium en kunststof ramen van de vorige renovatie. De kunststof bloembakken aan de balustrade van de bovenstraat werden vervangen door betonnen exemplaren, zoals in het oorspronkelijke ontwerp.
Daarnaast werden de tien trappenhuizen weer volledig in gebruik genomen; tijdens de voorgaande renovatie waren er door budgettekorten slechts drie toegankelijk. Ook werden twee nieuwe liften geïnstalleerd, waarmee een essentieel aspect van het oorspronkelijke ontwerp werd hersteld.
De woningindeling onderging eveneens ingrijpende wijzigingen. De samenvoegingen uit de jaren tachtig, waarbij grote woningen over drie traveeën waren gecreëerd, werden ongedaan gemaakt. De belangrijkste woning op de begane grond is nu een vierkamerwoning, samengesteld uit twee oorspronkelijke appartementen. Op het niveau van de bovenstraat is hetzelfde woningtype te vinden, aangevuld met twee soorten driekamerwoningen: een type met twee traveeën op galerijniveau en één erboven, en een type met één travee op galerijniveau en twee erboven. Verder zijn er kleine tweekamerwoningen die overeenkomen met de oorspronkelijke maisonnette en enkele bijzondere woningtypes, vooral op de hoeken. Daarnaast zijn er enkele ‘herenhuizen’ die vier dubbele traveeën boven elkaar omvatten.
Bij de renovatie van het interieur stond het behoud van de oorspronkelijke structuur centraal. De doorbrekingen voor trappen die in de jaren tachtig waren aangebracht, werden ongedaan gemaakt, en nieuwe trappen werden zoveel mogelijk op hun oorspronkelijke plaats teruggeplaatst. De woningen werden grondig thermisch en akoestisch geïsoleerd en voorzien van moderne vloerverwarming en CO2-gestuurde ventilatie.
Voorzieningen: Het centrale voorzieningengebouw is ook gerestaureerd zodat dit weer een nieuwe functie kan krijgen. Te denken is aan bijvoorbeeld een kantoorbestemming en/of een vorm van gemeenschappelijk gebruik. De woningen op de bovenstraat hebben geen eigen berging; die op de begane grond hebben (al vanouds) een kelder onder de helft van het huis, bereikbaar via een luik en een steile trap. FH